De vier temperamenten en voeding
Onderstaande teksten komen uit Lexicon der Natuurgeneeskunde van M. Eyldert
Het cholerische temperament


"Dit temperament is heet en droog van aard, en het temperament wordt beheerst door vurig initiatief, impuls en intuïtie.

Het uiterlijk van dit temperament doet sterk denken aan aan Carl Huter’s “bewegings-naturel”: mannelijk, behaard, met grote neus, oplichtende aderen, harde spieren, een droge huid, soms gelig. Het temperament is impulsief en prikkelbaar, het ene initiatief na het andere komt op.

Dit type houdt van sport en avontuur, van het vrije zakenleven, van pioniersarbeid en ontdekkingsreizen. Het legt zijn wil aan anderen op zonder enige consideratie, drijft en drukt zijn eigen plan door ten koste van anderen, toont zich heerszuchtig , hard en soms wreed. De emoties zijn heftig, laaiend geestdriftig of even laaiend verontwaardigd, de taal is vaak grof of dikdoenerig. Dit type kan veel doorstaan, maar de emoties en daarbij de weinig kieskeurigheid op de voeding, die vaak te rijkelijk, veelal ook te onregelmatig is, werken op de darmen en ook op de nieren. De gal (chol) is nogal eens van de wijs. Zo iemand kan niet thuiszitten, hij moet er op uit. Leidt hij een wild west leven, waarbij veel lichaamsbeweging te pas komt, vooral het geliefde paardrijden, dan blijft hij gezond en kan allerlei grove prikkels in eten en drinken verdragen. De beweging in de buitenlucht doet zijn bloed snel stromen en de vergiften van zijn gepeperde vleesvoeding en zijn alcoholica afvoeren; de schade voor zijn uitspattingen wordt snel hersteld, zijn overvloedige gal is allerlei ongezonde stoffen de baas. Maar wordt hij tegen zijn zin gedwongen de hele dag op een kantoorstoel te zitten en kan hij in zijn vrije tijd niet voldoende door sport zijn schade inhalen, dan slaan zijn energieën als het ware naar binnen en krijgt hij ontstekingen, bijvoorbeeld aan het aanhangsel van de blindedarm, steenpuisten, lever- en gal-bezwaren. Hij maakt auto ongelukken of krijgt driftbuien. Zijn kinderen sidderen voor hem, hij slaat zijn vrouw of gooit met stoelen en doet onverstandige, tactloze dingen. Hij krijgt dan de kwalen van hen, die in het uitleven van hun aard belemmerd worden.

Komt hij in goede doen en doet hij geen stap meer, omdat hij een auto heeft om in te rijden, dan krijgt hij al gauw verhoogde bloeddruk en hartkloppingen, een rood hoofd en benauwdheden, omdat zijn elektrische overschot niet kan afvloeien naar de aarde, de rubber autobanden isoleren hem immers van haar. Daarbij zit hij dan in benauwde lucht en in de uitlaatgassen van zijn voorgangers op de weg, wil hij daarbij roken, drinken en schransen op diners met zakenrelaties niet nalaten, dan duurt het niet lang of hij krijgt een beroerte, een hartaandoening, burn-out of de managerziekte.

En dit temperament heeft, in tegenstelling tot de drie andere, een afkeer van matig leven en medicijnen, doet hij op aandringen van zijn arts een kuur in een badplaats, dan zoekt en eist hij daarbij zoveel vermaak, dat de kuur erdoor wordt tegengewerkt. Vooral het lekkere eten wil de cholericus zich niet ontzeggen. Daardoor is hij zo moeilijk te helpen. Zich uit zaken en stad terug trekken en een buitenleven beginnen met tuinwerk, paardrijden, houtzagen, is voor hem vaak het beste of enige middel tot gezondheid. De cholericus is geschikt voor krijgshaftige, sportieve of wetenschappelijke expedities, voor het beroeps-sportleven, het beroep van gymnastiek- of dansleraar, als leider van een grote buitenkliniek of dergelijke.

Een Kneipp waterkuur doet hem soms veel goed, daar hij genoeg eigen hitte heeft om op de kou goed te reageren. Paardrijden, zwemmen bij alle weertypen en ruig kamperen zijn passende vormen van therapie voor dit type. Het cholerische gestel is door een overmaat van elektriciteit overactief, heeft een hoge bloed-temperatuur, is geneigd tot koorts en ontsteking. De verbranding (oxidatie) is bijzonder sterk. Het vuur is het middel, waar dit gestel het eerste naar grijpt om ongewenste stoffen of levende wezentjes, die het organisme binnengedrongen zijn, te vernietigen. Dit wijst dus meteen de therapie aan bij voorkomende kwalen: men moet de koorts niet onderdrukken – dat zou de eigen hulp tegenwerken – maar de koorts overbodig maken door met baden en kruiden de zweet-afscheiding te versterken, dus met de koorts meewerken voor hetzelfde doel. Aan de andere kant moet men de soms gevaarlijk-grote hitte, die bij de vuilverbranding ontstaat, temperen door verkoelende middelen (temperantia), bij opgewondenheid door kalmerende middelen  (sedativa), en bij ontstekingen door antiphlogistica, die dan meteen als koortswerende middelen (febrifuga) werken. Om de vuilverbranding minder noodzakelijk te maken, moet men zorgen dat er niet zoveel vuil binnenkomt, dus moet men vegetarisch leven. Zwemmen koelt af. Koude douches echter wekken juist de elektriciteit op, dus dat is bij overactiviteit ongeschikt.

Kalmerend werken warme kuipbaden ‘s avonds voor het naar bed gaan. Veel slaap moet de verbruikte energie aanvullen. Specerijen en aphrodisiaca, seksualiteit opwekkende middelen, moeten vermeden worden.

Acute darmstoornis komen bij dit type wel voor, ook darmkoorts daarbij. Het dieet moet zo zijn, dat gisting wordt vermeden (geen suiker bij vruchten en groente) en zodra de darm niet in orde is moet er gevast en gelaxeerd worden. Sennabladen (niet de peulen) zijn een geschikte laxans, en klisteren met lauw water, waar eventueel knoflook in afgetrokken is, of een darmspoeling.

Is de binnenbekleding van de darm geïrriteerd, dan laat men eerst vasten om deze tot rust te laten komen en vervolgens geeft men iets slijmerig en koels dat het slijmvlies van de darm beschermt tegen nieuwe prikkels, zoals vanouds saleb van orchideeën, of arrrow-root, met water tot een glazig papje gekookt, of lijnzaad-thee of heemst. Bij gal- of leverkwalen komt in de eerste plaats de stinkende gouwe (chelidonium majus) in aanmerking als geneeskruid, (als extract of tinctuur, 5 a 20 droppels in water, meermalen per dag).

Berberis wekt de leverwerking op, agrimonie helpt een verstopte lever. Bij leverzwelling gebruikt men leverbloempje (hepatica) en het zaad van maria-distel. Bij stuwing in de poort-ader: alant(helenium)-wortel en chicorei (bitter).

Om galafscheiding op te wekken is niets zo goed als paardenbloemwortel, waarvan men thee trekt, en het verse blad, dat men voor de bloei plukt en door de sla gesnipperd eet. Andere gal-opwekkers (cholagoga) zijn zeepkruidwortel, duizendguldenblad, driekleurig viooltje, kilt, malrove, gezegende distel, katte-doorn-wortel, duizendblad. Ook rabarber wekt de galafscheiding op! Bij te weinig galafscheiding en trage leverwerking treedt somberheid op: hypochondrie.

De snel verhitte en opgewonden darm van het cholerische temperament is zeer gebaat bij een dagelijkse portie Bulgaarse yoghurt en bij andere zure melkproducten zoals karnemelk, hangop en kwark.

Als ant-aphrodisiacum geven men bij seksuele opwinding het poeder van de kliertjes van hop-bloemen: glandula lupuli, waarvan men ‘s avonds voor het naar bed gaan een mespunt inneemt met evenveel suiker, vermengd. De gele plomp, de witte waterlelie, de marjolein en de gele gentiaan werken in dezelfde richting; n de hop is meer voor mannen, de gele plomp en witte waterlelie meer voor vrouwen geschikt.

Jupiter geeft dit gestel vaak volbloedigheid (plethora), waarbij een aderlating op een ogenblik veel goed kan doen, dacht Eyldert ( rond 1970 ) ga dit nooit zelf uitproberen, overleg eerst met een arts ! Een sober rauwkost dieet is het beste middel om dit te voorkomen. 

Behalve de reeds genoemde kruiden passen bij het cholerische temperament ook de vuilboom (frangula) om in de vorm van thee krachtig (maar niet te vaak) te laxeren, kweekwortel (rhizoma graminis) die in thee-vorm dorstlessend werkt, en de meekrapwortel.

De bittere kruiden (de magnesiumrijke) zijn van het cholerische gestel en vormen de voeding ervan, maar juist niet de opvoeding. Is zo’n gestel achterop, ondervoed, dan moet men het bitter hebben, maar is het in volle fleur, dan heeft het al te gauw teveel bitter, en moet juist het zoete worden toegevoerd, dan moet dus de hete, heftige Mars met de zachte Venus gekalmeerd worden. In dat geval grijpt men dus naar al het verkoelende, waterachtige, zoetachtige, naar het natrium-, cuprum- en jodium-houdende naar de citrusvruchten van de Maan, en naar de verkoelende meloen en komkommer en pompoen (vegetable marrow als groente); naar de Venus-vruchten zoals perzik, aardbei, peer en framboos, naar malva en heemst en carrageen om hun slijm, naar de koele dovennetel (tegenover de brandnetel), de lindebloesem en het zachte viooltje" (Eyldert, M., z.d., zonder jaartal circa 1970).

Het flegmatisch (lymfatische) temperament

"Het lymfatische of flegmatische temperament wordt geregeerd door het water, de lymfe, het slijm of flegma en de klieren, onder de beheersing van de Maan, Venus en ook Neptunus, en het is dus typisch over-magnetisch, waarin het overeenkomt met het melancholiscche gestel. Het is analoog met het sykotische-psorische van Hahnemann, het hydrogenoide van Graauwvogel en de rust- en voedings-naturel van Carl Huter. Het is negatief, opnemend, en het vloeiende speelt de hoofdrol. Zowel de stoffen als de psychische inhouden lopen in vloeibare vorm door dit temperament heen, zowel door de ziel als door het lichaam. 

In tegenstelling tot het donkere melancholische temperament, dat dor en geconcentreerd is, is het lymfatische temperament juist blond of rossig, volumineus en pappig, met blauwe lichte ogen. Het melancholische temperament is ouwelijk, het lymfatische kinderlijk, soms infantiel.

Het lymfatische temperament is “koud en nat”, altijd overlopend van afscheidingen, zoals slijm, tranen, en andere klierproducten. De huid is koel, vochtig en bleek, de spieren slap, aangewezen op bh’s korsetten en steunzolen, de aderen zijn diepliggend, het gezicht is vaak bleek en plat, het profiel hobbelig, althans samengesteld uit gebogen en ronde lijnen. In lichaam en ziel treft men weinig stevigs, weinig rechts, in het algemeen weinig houvast aan. Dit temperament is zeer passief, afwachtend, laat zich door de omgeving met emotionele indrukken vullen, neemt er uit over en laat ze deels weer weglopen, in emotionele gebaren en daden. Hun passiviteit maakt de indruk van luiheid en onverschilligheid, zij zijn echter niet in staat tot zware of inspannende arbeid.

Zij zijn vaak passief-onmatig: laten zich met alles volstoppen, verbijsterd, weerloos. Zij verwerken hun psychische en lichamelijke voedsel echter heel weinig, heel slecht, met het water dat zij lozen raken zij een groot deel van hun voedingstoffen weer kwijt; daardoor zijn zij onverzadelijk en niet sterk. Geraken zij echter in spanning of kramp (door Saturnale invloed), dan houden zij het water bij zich, worden waterzuchtig, de weefsels worden opgezwollen sponzen. Dan moet natuurlijk op de uitscheiding gewerkt worden. Huid en slijmvliezen zijn zeer gevoelig. Bij de waterhuishouding spelen de nieren natuurlijk een grote rol; wanneer hun filters niet goed werken, worden of waardevolle stoffen met de urine afgescheiden (eiwit, suiker), of vergiften niet afgevoerd.

Wat de lymfatici nodig hebben, zijn allereerst de bloedzuiverende kruiden wegens de soms achtergehouden vergiften bij gebrekkige filtratie, en dan vooral de saponine houdende kruiden.

Verder voedsel voor de klieren, die zich gauw overwerken en dan opzwellen. De zogenaamde “versterkende middelen”. Alles wat toniseert en vitaliteit geeft. Allereerst: verse rauwe eidooier geklopt met sinaasappelsap, ‘s morgens op de nuchtere maag. Men kan hier nog een theelepel olijfolie, een theelepel levertraan en wat geraspte sinaasappelschillen (indien niet met giftige chemicaliën bewerkt) aan toevoegen. Zeer opwekkend voor klieren, hersenen en zenuwen.

Vitaliteitsvoedsel is bv.: bessensap met honing; zwarte bessensap; een melk-vruchten-drank van het uitgeperste sap van bijvoorbeeld 3 groene selderijstelen, 2 worteltjes, 2 sinaasappels, 6 pruimen, met 2 lepels tarwe-kiemen, 4 theelepels meld en evenveel amandelmelk, zo nodig aangelengd met water; rabarbersap met honing.

Krachtgevend is alles wat ijzer en kalium bevat (zie de lijst) en alle groene slaatjes. IJzer en kalium zijn immers Mars-mineralen, die lijnrecht tegenover het zachte zoete lijke Venus-gestel van de lymfaticus staan.Ook het bittere, de tegenpool van het zoete, werkt toniserend op het slappe gestel van het lymfatische temperament.

Verder is het samentrekkende nodig voor de slappe weefsels en spieren, zoals walnotenbladen, eikenschors, eikelcacao, tormentilwortel, de meeste roosachtigen en looizuurhoudende kruiden. Verder werkt opwekkend al het aromatisch-harsige, zoals het sinaasappelschilletje, en kruiden als alsem en duizendblad.

Specerijen in het voedsel zijn voor dit temperament zeer aan te bevelen. Naar hun aard zijn zij dol op zetmeel-gerechten, eten graag brood, aardappelen, pap, pudding, taartjes, koekjes, cake, pannenkoeken, vla. Dit maakt ze echter nog maar trager, al gebruiken ze het niet ten volle. Sommigen worden er echter maar dik van. Nederland munt uit in koekenbakkersartikelen en heeft een zetmeelrijke keuken, wat aan de Nederlandse vrouwen duidelijk te zien is. Specerijen doen al dit zware beter verteren.

Een lymfaticus doet goed, een sober toniserend dieet te volgen, daarbij een passende kruidenthee te drinken, dagelijks zo mogelijk zeebaden te nemen. Als water-tekens kunnen deze mensen baat vinden bij waterbehandelingen, waarbij in het oog gehouden moet worden dat koud water bij hun gebrek aan Mars-kracht niet altijd de bedoelde reactie opwekt: doorbloeding, dus rood worden van de huid. Als dat uitblijft moet men met het koude water ophouden, want dan maakt het hen alleen nog kouder dan zij al zijn.ook het drinken van gezuiverd zeewater doet soms veel goed, als zij tegen het hoge zoutgehalte kunnen. Elke dag ‘s ochtends wat buikspieroefeningen en de Mazdaznan-klieroefeningen zijn voor hen uitstekend. Ook fluiten is voor hen bijzonder goed, het trekt en houdt de organen op hun plaats, die bij dit type geneigd zijn uit te zakken (maag, baarmoeder, enz.). De kwalen van dit temperament zijn aangeboren zwakte en slapte, scrofulose, anemie (bloedarmoede) en chlorose (bleekzucht) bij gebrek aan Mars-kracht, overmatige dikte, diabetes en waterzucht en alles wat samenhangt met hun lijzig, zoetelijk en meegevend temperament. Psychisch moeten zij trachten, boven het aandoenings- en gevoelsleven uit te komen tot logisch nadenken en zelf willen handelen, en flinker optreden. Afreageren in plaats van inslikken zou hen veel narigheid besparen. Het toneel is dan ook voor hen het aangewezen arbeidsveld, en in het algemeen het vormgeven aan ontroeringen in verzen, muziek, enz. De passiviteit van de lymfici is schijn: zij stralen niet uit maar zuigen wel aan en reinigen hun omgeving van disharmonie en ziektestoffen, dit is een plaatsvervangend lijden, een dienst aan de gemeenschap.

Zoals de ontvankelijke lymfatici zich psychisch alles laten aandoen, alles maar slikken, en van alle geleden smart, pijn en teleurstelling zelf de psychische en lichamelijke gevolgen dragen, indien zij hun leed niet kunnen uitdrukken en sublimeren, zo zijn zij ook geneigd lijdzaam alle hinderlijke vergiften uit hun voedsel op te nemen en er zich door te laten kwellen. In het ergste geval overwinnen zij hun lammelottigheid in zoverre, dat zij trachten hun kwelduivels te ontwijken en te ontvluchten, zo trachten zij bij hun voeding al die gerechten te vermijden, die voor hun gevoeligheid hinderlijke bestanddelen bevatten, zoals dierlijke eiwitten enz. Dat is echter een zuiver negatieve houding, die vaak tot een dusdanige inperking van het dieet leidt, dat zij  in plaats  van hun astma of eczemen, ondervoeding krijgen. Bovendien maakt hun voortdurende angstvallige bezorgdheid voor eigen welzijn, dus hun gedachten concentratie op hun kwalen, hen steeds erger.In plaats daarvan moeten zij zowel psychisch als lichamelijk – want dat is een houding – leren, terug te slaan of zelfs aan te vallen, met andere woorden, zij moeten de vrijwel afwezige Mars-kracht in zich gaan ontwikkelen als tegenwicht tegen hun overwegende Venus-kracht. Zulke mensen zijn “zacht als duiven”. Men zegt dat duiven geen gal hebben.
 Zij hebben echter een krop waarin zij het voedsel laten voor-weken, zodat het toch verteerbaar wordt. De lymfaticus heeft echter geen krop. Hij is derhalve aangewezen op zijn gal, om zijn voedsel aan te vallen, aan te grijpen, te verteren, onschadelijk te maken. Als zijn lever te lui is om voldoende gal te maken, speelt zijn slecht verteerde voedsel hem parten. Dat is het geheim achter de allergieën.

De bittere kruiden nu, het duizendguldenkruid, de paardebloemwortel, de wilgebast, de alantwortel, enz., schudden de Mars-krachten wakker, opdat de maagklieren hun sap gaan afscheiden en de lever gal gaat aanmaken, en zo komt het gestel tot een meer positieve houding, wat dan op de ziel doorwerkt.

Dit temperament kan ook niet tegen de martiale koude, droge oostenwind, die de slijmvliezen uitdroogt. Men moet echter niet bang zijn, niet in elkaar kruipen en nauwelijks durven ademen, maar de houding aannemen van: kom maar op als je durft! Beschermd door wol en een stevig maal er tegen in gaan, er niet om geven! Door zulk een positieve houding kan het slappe lymfatische gestel al zijn kwalen geleidelijk overwinnen en sterk worden.

Het lymfatische gestel is soms ook arm aan kalium, ook een martiaal mineraal, dat nodig is voor het bewustzijn: gebrek aan kalium maakt slap, doet flauwvallen, en maakt dat het herstel van wonden en van krachten maar niet opschiet. Veel kali vindt men in aardappelen, in de schil (afgeboend) in olie gesmoord (lekker), verder in zemelen, dus in alle volle granen; eet dus volkorenbrood, of gekiemde geweekte tarwekorrels.Kali treft men aan in alle noten en in alle bessen, in appel, kers, druif en rozijn, tomaat, aardbei, perzik, pruim en vijg; in de groenten kool, worteltjes, komkommer, sla, knollen, spinazie, radijs, erwt, ui, andijvie. In de kruiden sterremuur, herderstasje, pepermunt, anijs en paardebloem.

Voor alles is echter de eis: een positieve houding en een rustig leven, want hoe meer dit temperament gejaagd wordt, hoe sneller zijn voedsel de darm passeert zonder verteert te worden. Het lijkt dan heel mooi dat men zo vaak en zo veel ontlasting heeft, maar de stakker heeft niets aan zijn eten gehad en wordt op die manier bij het beste dieet nog ondervoed.

Het spreekt vanzelf, dat voor de behandeling van regeneratie van dit temperament allereerst ligt in maatregelen om te zorgen dat de voedingszouten niet verdwijnen met de urine en met de darm-ontlasting, maar door het lichaam opgenomen en gebruikt worden. Anders kan men wel aan de gang blijven met het toevoeren van de mineralen die het gestel blijkbaar te kort komt, en zonder veel resultaat.

Er zijn twee soorten mensen, bij wie de klieren een grote rol spelen. Die bij wie de klieren te hard werken en alles te snel gaat (door overwerk van de schildklier), zodat zij geen tijd nemen of hebben om hun voedsel te verteren en dan ook telkens dood op en uitgeput zijn door dit soort ondervoeding, wat men ze ook te eten geeft – en dit is het sanguinische temperament, het eretisch-scrofuleuze; het is vlug, slank, nerveus, pienter, teer en zwak. Het lymfatische-torpide-scrofuleuze echter is het langzame, flegmatische temperament, met de trage schildklier, dat paffig dik is bij gebrek aan verbranding, een vrij domme indruk maakt, nergens op reageert uiterlijk en in een hoekje zit met een zeer langzame stofwisseling, vooral door de darmwerking. Ze eten en slapen veel, houden hun ontlasting en urine veel te lang bij zich en kunnen niet opschieten.

Deze dikke mensen moeten soms wat opgepord worden met jodium, dat niet voedt, maar de schildklier tot activiteit prikkelt, door toevoer van natuurlijk jodiumhoudend voedsel. Zo kan zo iemand wat levendiger worden en opschieten in zijn ontwikkeling, er wordt dan meer verbrand, daardoor wordt men wat slanker en door de verbeterde uitscheiding der giften houden de verslijmingen op.

Dit zijn de temperamenten die naar zee moeten, omdat de zeelucht jodium bevat, en die zeepproducten moet eten zoals agar-agar, iers mos, en die een vermageringskuur kunnen doen met het aan strand gespoelde blaaswier Fucus vesiculosus, dat ook de vergrote schildklier normaliseert; de doso is 1 g op 1 kop water per dag, ‘ s morgens vroeg, of 2 maal daags 5 droppels van de tinctuur in water, maar men kan dit beter doen onder toezicht van een arts. Agar-gar is een Indisch zeewier, dat men gedroogd in draden of stangen koopt en evenals iers mos (carrageen) eerst in koud water moet laten weken; daarna zachtjes verwarmen maar niet koken, tot het geheel is opgelost, waarna men er vruchtenmoes of sap aan kan toevoegen en het tot een puddinkje laten bekoelen; carrageen is echter zoutig van smaak! Agar-agar neemt 200 maal het eigen volume aan water op. Het reinigt de darm voortreffelijk, want alles kruipt er in. Het wordt dan ook gebruikt voor het kweken van rein-cultures.

Jodium komt ook voor in druif en rozijn, aardbei, peer en ananas, en in de groenten ui en knoflook, wortel, erwt en tomaat.

Behalve met de zee, hebben de water-temperamenten een wezens-overeenkomst met alle soorten waterwerken, zo vindt men ze ook veel in bijvoorbeeld wasserijen. Het temperament met de eeuwige hoofdpijn en de klamme voeten, de chronisch jeukende eczemen en zweren, het vele zweten op bepaalde plaatsen en de chronische oog-, oor- en neus katar en witte vloed, en de krijtachtige huidschilfers, heeft een tekort aan krijt, calcium carbonicum, dat door Hahnemann uit oesterschalen gewonnen, werd voorgeschreven (Calcarea Hahnemanni) en dat doorlopend genomen moet worden voor de geleidelijke omzetting van het gestel.

Het kiezelzuur (silicium) behoort tot de stoffen die het vuil ophalen, dus bij een tekort hieraan blijft men met de vuilnis zitten, als in een week met veel feestdagen, wanneer de vuilnisman niet komt.

Looizuur moet zorgen voor de samentrekking van de toch al zo slappe en luie weefsels van de lymfatici. Mensen die veel last van diarree hebben bij emoties, waarbij het voedsel onverteerd wegloopt als water, vinden baat bij bosbes-sap (geen jam) en bij een tijdelijk dieet van rauw geraspte appel. Men kan thee drinken van de bladen van bosbes, framboos, aardbei en braam en daar verder aan toevoegen tormentil-wortel, ogentroost, zilverschoon, agrimonie, vrouwenmantel, hondsdraf, St. Janskruid. Zoaals men ziet behoren de meeste looizuurhoudende kruiden tot de Roosachtigen, die familie van evenwichtige planten, waarin alle krachten zo welbeheerst en goed verdeeld zijn. Zwarte bessen, eikenschors, walnootbladen, en meidoorn bevatten ook looizuur. Evenals de gewone thee, die men in Nederland drie maal daags en in Engeland de hele dag door pleegt te drinken, ofschoon men ze beter kon reserveren als medicijn. (Zij is een camelia-soort). 

De samentrekkende kruiden zijn zo bijzonder geschikt voor het lymfatische gestel, omdat het dan de stoffen, die het zo nodig heeft, tenminste meer bij zich houdt, wat natuurlijk voor het langzame temperament niet geldt. Verstopping moet het ook weer niet worden, eenmaal per dag ontlasting is absoluut noodzakelijk en vaker is ook goed, als ze maar stevig van consistentie is en goed in vorm, en behoorlijk donker gekleurd, dan is er voldoende gal. Het voedsel moet verteerd worden. Men combineren het samentrekkende dus altijd met het bittere, en dit geldt ook voor de gevallen van verslijming.Voor de verbranding moet dit temperament zwavel en fosfor aandragen: de lucifers om het  vuur te ontsteken. De dikkerds moeten hun overschot aan zetmeel verbranden.daartoe dienen de scherpe kruisbloemigen: ui en knoflook, radijs, rammenas en mierikswortel en sterkers. En de zwavelhoudende pruimedanten, die het slijm in de keel opruimen als men er zachtjes op zuigt en sabbelt.

Het bittere laat gal aanmaken, dus verteren en de hinderlijke stoffen onschadelijk maken, die anders in slijm gehuld en weg gehoest of door de darm en nieren uitgeworpen moeten worden. Dus de maaltijd beginnen met een grape-fruit (zonder suiker), vaak lof, andijvie en tuinboontjes eten en paardebloem door de sla, West-Indische chocolade, oranjemarmelade. Het bittere kalmoes in de thee of tinctuur reinigt de maag en de darm, verhelpt bloedarmoede, maagzuur en de nerveuze hartkloppingen die van een opgezette maag en darm en luie lever komen.

De flegmaticus hoeft niet om te komen in zijn flegma, zijn slijm. Het bittere doet de verslijming van maag, darm, nieren en luchtpijp ophouden, hart en ademhaling komen vrij en leven op.

De beroemde arts Boerhaave gaf dan ook als astma-middel het volgende recept: 
2 delen mansoor (asarum), 10 delen van alant-, kalmoes- en viooltjeswortel elk, en 10 delen zoethoutsap, 5 delen anijs, 0,8 delen kamfer op 300 delen wijngeest. (Men neemt hiervan 6-10 druppels in lauw water).

De gezonde, dat wil zeggen kwalenvrije lymfaticus-flegmaticus moet geen straffe vasten en honger kuren doen om bijvoorbeeld te vermageren. Zijn gestel houdt nu eenmaal van voorraden en hoe geringer de voorraad in het lichaam is, hoe zuiniger het gestel (Cancer!) is met de verbranding. Een zetmeel en vet-vrije vermageringskuur maakt dit toch al koude temperament zo koud van binnen – omdat wegens zuinigheid de kachel toch niet gestookt mag worden – dat men er ziek van kan worden. Men moet de geleidelijke omzetting van het gestel wel ter hand nemen, maar niet beginnen met minder te eten – dan lijdt men maar armoede – maar met beter te verteren. Ook psychisch! De emotionele indrukken, de geleden smart en de oude grieven redelijk trachten te verwerken.

Dus niet minder emoties en minder zetmelen, maar: er beter mee omgaan. Niet optassen en af en toe de voorraad bekijken met passief zelfbeklag, en van de ene dokter naar de andere lopen. Men moet zichzelf genezen (Eyldert, M., z.d., zonder jaartal circa 1970).
Het sanguinische temperament

"Het sanguinische temperament (sang is bloed) is gebaseerd op circulatie, op het verkeer op wisselende contacten. Lichamelijk op ademhaling, bloedsomloop en elektrische stroom door zenuwen en hersencellen. Terwijl de cholericus geen tijd heeft om op anderen te letten, ze hoogstens commandeert, en de melancholicus liever alleen is op zijn studeerkamer of in de natuur, en de lymfaticus overal maar zwijgend bij zit, is de sanguinicus de gezellige natuur, die alleen gelukkig is in gezelschap, waarmee hij van gedachten wisselt, praat en schertst. 

Dit temparement “warm en vochtig” wordt beheerst door Mercurius, die immers vliegensvlug met gevleugelde voeten van de een naar de andere tijdingen overbrengt. Hij is vlug, levendig, geestig, het zoute behoort bij hem.  Tot dit temparement behoren de lucht-tekens: Gemini Tweelingen die leert en onderricht, schrijft en spreekt en reist, Libra Weegschaal die gastvrij ontvangt en zich met ieder onderhoudt, en Aquarius Waterman de echte gemeenschapsmens, bomen opzettend in een kring van geestverwanten.

Dit temperament is altijd opgewekt, doet overal indrukken en wetenswaardigheden op, is daardoor veelzijdig en overal dadelijk aangepast en op zijn gemak, soms wel oppervlakkig. Hij kiest nooit partij, want ziet vele kanten aan elke zaak, blijft onpersoonlijk, objectief, redelijk zonder voorkeur. Hij is sociaal ingesteld, helpt graag in het voorbijgaan, montert op, let alleen op het goede, het schone en aangename en maakt iets moois van het leven.De sanguinicus heeft goede spieren, maar afgeronde vormen, niet zo pezig als de cholericus, maar elegant, hij heeft een snelle pols en vlotte circulatie, blauwe aderen, het huis is warm, vochtig en zacht. Dit temperament verbrandt snel en leeft geheel in het mentale, het hogere zowel als het lagere denken, naar gelang van zijn persoonlijke niveau. Heeft hij kwalen, dan komen die voort uit te grote haast, waardoor hij oppervlakkig gaat ademen – hij heeft nooit genoeg tijd. Er is zoveel interessants en er moet zoveel veranderen en gedaan worden in de wereld. Doordat hij minder wil bezit dan de cholericus, vliegt hij wel eens over de kop, wordt zenuwachtig, verliest zijn zelfbeheersing, heeft het te druk en maakt zich te druk. Hij kan niet tegen excessen en kracht toeren zoals de cholericus onderneemt en volvoert – hij gaat daaraan kapot, moet dus op de middenweg blijven. Men moet hem nogal eens matigen, maar als hij een rustkuur moet doen, mag hij nooit gedwongen worden, stil te zitten of te liggen. Hij moet bezigheid houden, en is zijn hoofd oververmoeid, dan moet hij kunnen knutselen, waar hij vaak heel handig in is en waarbij hij mooie smaakvolle dingen kan maken.

Zijn dieet is voor hem niet zo belangrijk als het voor de lymfaticus is, die soms voor zijn eten leeft. Maar de sanguinicus moet wel opletten dat hij licht verteerbaar, droog voedsel gebruikt (bijvoorbeeld Knackebrod, geen gistbrood!) dat geconcentreerd is. En veel vruchten en rauwe slaatjes. Geen zoetigheden, behalve rozijnen, dadels, vijgen.Kleine maaltijden, vrij van volumineuze waterachtige of stijve massa’s; veel druiven en rozijnen, dit voedt het denken. Veel afwisseling en aardig opgemaakte schotels.De sanguinicus heeft met de lymfaticus gemeen dat hij sterk beïnvloedt wordt door zijn omgeving en weinig weerstandsvermogen heeft tegen het grove, harde, nare en lelijke. Hij heeft geen sterke wil en dadendrang, is weinig praktisch, heeft bescherming nodig. Hij laat zich niet alles aandoen, zoals de lymfaticus, trekt zich niet in zichzelf terug als de melancholicus en tracht niet ruwweg zijn omgeving naar eigen goeddunken te forceren, zoals de cholericus, maar ontwijkt de te erge dingen die hij niet aan kan, zoekt de weg van de minste weerstand, strijdt niet, zoekt de zon en de elegantie. Schoonheid en vrijheid van beweging zijn voor hem de eerste levensbehoeften. Hij leeft gecultiveerd, verfijnd, omringd zich met enkel mooie dingen, leeft graag in het zachte zonnige klimaat, met veel bloemen en welgemanierde mensen in mooie comfortabele huizen; hij houdt van kwinkelende vogels, sprankelende fonteinen en muziek, mooie kleding, passend bij de gelegenheid, dans en spel, feestjes, gesprekken flitsend van geest. Hij is hoffelijk en tactvol, gaat niet diep, hartstocht is hem vreemd en hij heeft geen belangstelling voor het seksuele. Dat ook niet goed voor hem is. Het lichaam interesseert hem enkel om naar te kijken, als het mooi is en om het te versieren.

Deze mensen hebben in het algemeen genoeg intuïtie om hen aan hun eigen beleid te kunnen overlaten, als zij eens iets hebben. Medicijnen deugen in het algemeen niet voor hen, of het moeten de hoge potenties van bepaalde homeopathische middelen zijn. Van sterkere middelen worden zij ziek, dat zij op iedere prikkel intens en hevig reageren; de allerfijnste prikkels passen hun net. Terwijl de melancholicus meestal niets opneemt en de lymfaticus voornamelijk door dieet geneest en door kruiden, terwijl de cholericus zichzelf cureert met paardemiddelen, moet de sanguinicus het hebben van een prettige omgeving, aardige mensen, uitgaansmogelijkheden, gesprekken of lesgeven, goede muziek en vooral van luchtverandering. Een reisje kan wonderen doen. Zijn kwalen zitten voornamelijk in zijn zenuwen, in het elektromagnetische veld in en om hem. Pianospelen, brieven schrijven, praten, zingen, borduren, gezellig uitgaan of een nieuwe jurk zijn de sanguinische geneesmiddelen, veel meer dan medicijnen. Verder klimaat- en lucht-verandering, lichtbaden (geen zonnebaden), passende kleuren (geel met groen, lila, zacht-rose, oranje naast geel) de geuren van levende kruiden en bloemen (of bijvoorbeeld balsemieke melissegeest om op te snuiven). Fijne bad-extracten, maar geen waterbehandelingen, die dit temperament veel te veel aanpakken en doen afnemen. Meer afwassen dan douchen, wel, met mate zeebaden als de zee warm is. Koude werkt funest op dit gestel, ook erge droogte. Zachte zoele regenbuitjes kalmeren. Massage doet veel goed, en lichte ritmische gymnastiek, geen klassiek ballet, geen spier-gymnastiek, enkel sierlijkheid en behendigheid en lichtheid.

Alles wat aromatisch en subtropisch is past bij hen. Het noordelijk klimaat is hun te rauw en stort hen telkens in verkoudheden, griep, bronchitis, longontsteking of dergelijke. Vaak leiden zij onder over voeding door onverstandige ouders, vooral overvoeding met eiwitten en zetmeel en melk, die hun luchtwegen doen verslijmen. Omdat ze niet dik zijn als hun lymfatische, zo gespierd en baldadig als hun cholerische en zo taai als hun melancholische kamaraadjes, maar gauw “uit het lood” zijn, maken hun ouders zich dan nodeloos ongerust, vooral als zij door te vluchtige ademhaling pre-tuberculeus schijnen of blijken, aan hun longen. Fataal voor dit temperament zijn echter de mestkuren.

Dit temperament heeft meer dan enig ander het vermogen zichzelf te genezen, door zelfsuggestie, door aanvoeling van het passende, door allerlei methoden als New Thought, Christian Science en dergelijke. Magnetiseren ligt hun niet, zij zijn afkerig van een dergelijke gevaarlijke vermenging met andermans ween, wat de lymfatici beter ligt, die zich genietend kunnen wentelen in een weldoende uitstraling.

Het allerbelangrijkste middel voor de sanguinici, zowel om kwalen te voorkomen als om ze te genezen, zijn ademhalingsoefeningen. Zij moeten aanvankelijk onder deskundige leiding, zichzelf leren en oefenen om goed en volledig te ademen. Wat vaak doen zij dit te haastig en daardoor te oppervlakkig, zodat vuile lucht in de longen achterblijft. Een goede ademhaling komt ook hun levendig denkproces ten goede. Zij moeten overigens oppassen, zich niet intellectueel te overwerken. Dit is bij hen nogal eens oorzaak van long tbc (terwijl dit bij de melancholici meer van ondervoeding kwam en bij lymfatici van emoties zoals ongelukkige liefdes). Zij leven dan geheel in hun hoofd en vergeten de rest van hun lichaam, waarbij de ademhaling. Soms willen zij ook wel graag van het lichaam, de “last des vlees” verlost zijn en doen weinig moeite op aarde te blijven. Hun ziel is een vogel. Terwijl de melancholicus “alles ijdelheid” acht op aarde, maar er lang blijft, en de lymfaticus in stilte van het aardse, vooral het eten, geniet, terwijl de cholericus op aarde een uitstekend arbeidsveld ziet waar hij zijn krachten kan beproeven, leeft de sanguinicus maar met een dansende teen op aarde en dan nog wel op het lieflijkste, luchtigste plekje ervan.

Wordt bij het sanguinische temperament de circulatie belemmerd, dan komen de kwalen, vooral de slijmvliesontsteking. Het sanguinische schoolkind bijvoorbeeld, dat vlug leert, veel babbelt en graag uit de bank loopt of althans draait in de bank, kan op een strenge school tot doodstil zitten gedwongen, congestie naar het hoofd en dus koude voeten krijgen, waarop de bronchitis volgt. Het is dan of alleen het hoofd nog mag functioneren met het ademstelsel en deze apart worden gezet buiten de circulatie van krachten. Het bloed verwarmt ze niet meer en haalt het slijm daar niet meer weg. Laat zo’n kind schrijven, spelen en zingen, dan wordt de circulatie hersteld. Wie “zo vatbaar is voor tocht”, moet meer bewegen en zichzelf uitdrukken" (Eyldert, M., z.d., zonder jaartal circa 1970).

Het melancholische temperament

"Dit temperament wordt beheerst door zwaarte, die alles neerdrukt en aan de aarde bindt, alsmede door de koude, die doet verstijven of verkrampen.

Kosmisch is het Saturnus, die dit temperament beheerst en die op de ziel drukt met zwaar verantwoordelijkheid- en plichtgevoel, met angsten en somberheid, en die het temperament zwaartillend, zwaarwichtig, zwaar-op-de-hand en vol bezwaren maakt.  Geld, moraal, dogma en conventie kunnen een grote rol spelen. Ziel en lichaam zijn langzaam, precies, taai en zuinig. De gestalte is vaak mager en droog, de bloed-temperatuur laag, er wordt zuinig verbrand en alles wat gemist kan worden, vooral het water wordt uitgescheiden (zweet, diarree en plasjes van angst en nervositeit). Alle processen en stromingen zijn traag. Ziel en lichaam zijn doorlopend in een zekere spanning, die wordt vastgezet, alle opwellingen worden beheerst of onderdrukt. Wordt deze spanning die zich psychisch uitdrukt in angst, niet geheel te kunnen voldoen aan de eisen van het geweten of van opgelegd moeten, te groot, dan treden krampen op en samentrekking van het magnetisch veld van het hart of van andere organen, krampachtige darmverstopping, terughouding van stofwisselingsslakken en psychische vergiften, die uitgescheiden zouden moeten worden en daardoor ontstaat zelf vergiftiging, die dan de gemoedsgesteldheid nog somberder maakt, tot volslagen melancholie toe. Zo ontstaat de zwartkijker die zich blind staart op de aardse beperkingen, vooral die van geldgebrek en lichamelijk onvermogen en van “de zonde” en de mogelijkheden eenvoudig niet ziet. Hij is ernstig en degelijk, maar vaak bekrompen en hard. Zowel psychisch als lichamelijk neigt dit gestel tot vastzetten, verkalking, verstarring en verstijving: dogma’s en principes waarvan niet wordt afgeweken spiegelen zich in stenen, verhoorningen, urine-zuur depots. Het gebrek aan psychische soepelheid symboliseert zich in aderverkalking.

Het melancholische temperament is geneigd tot sleur, tot een mechanisch gewoonte-leven, tot vaste gedachtegangen en idee fixe en staat in dit opzicht lijnrecht tegenover het cholerische gestel, dat overloopt van onbeheerste initiatieven, ideeën en bevliegingen, rages. Wat betreft de gebondenheid aan de materie, aan de aarde, staat het melancholische gestel lijnrecht tegenover het sanguinische, dat meestal de grond niet raakt, maar luchtig vliegt in het mentale.

De ophopingen van urinezuur brengen jicht en reuma teweeg. Door een leven van binnenshuis stilzitten, gebrekkige ademhaling en te veel kleren, wordt de bloedstroom nog trager en haalt het vuil niet op. Een louteringsvuur wordt hier niet gestookt, zoals bij het cholerische gestel, daarvoor is het melancholische gestel te zuinig. Daar dit temperament een afkeer heeft van wassen en baden en van frisse lucht, wordt de huid niet genoeg voor de afscheiding gebruikt. De psychische beheersing van alle spontane reacties, die dit temperament welgemanierd, correct en koel maakt, drukt zich lichamelijk uit in een ongeschiktheid van de huid om op temperatuur wisselingen te reageren met een geschikte aanpassing. Daardoor vat dit temperament spoedig kou en kan zogenaamd noch tegen plotselinge kou noch tegen hittegolven. Ook in het sociale verkeer schijnen deze mensen door een hard ik-pantser omgeven.

Zij nemen niet op, zij leven niet mee, zij innen niet, geven niet en ontvangen niet, zijn psychisch alleen, soms alleen, soms eenzaam, kluizenaars van nature. Zo neemt ook hun levenslichaam niet op, noch medicijnen, noch vitaminen en andere fijnere bestanddelen van hun voedsel, waardoor vaak vitaminegebrek ontstaat bij op zichzelf uitstekend voedsel.

Vaak zijn deze mensen geheel verkrampt. Hun psychische onbeweeglijkheid loopt parallel met de lichamelijke, van het stilzitten af tot de verstijving van spieren en gewrichten toe, die hun alle lichaamsbeweging ten slotte onmogelijk maakt.

De gestoorde en vertraagde stofwisseling drukt zich in allerlei kwalen uit. Om te beginnen met eczemen, niet de rode, hete uitslag van Mars bij het cholerische temperament (mazelen, roodvonk, rode puisten), maar de hardnekkige, schilferende; Mars geeft het acute, Saturnus het chronische. De Saturnale eczemen zetten vergiften af door de huid, of zij zetten stoffen af die niet gebruikt kunnen worden wegens gebrek aan andere stoffen ter combinatie, dan zijn het echte armoede-eczemen. Zo is chronische hoofdroos een blijk van gebrek aan zuurstof, en komt dan ook speciaal voor bij binnen zittende, slecht ademende intellectuelen, die ook wat bloedarm zijn. Vitamine-gebrek geeft scheurtjes aan de mondhoeken. Kalkgebrek geeft kloven in de vingers en met fluor-gebrek scheuren in de handpalmen, waardoor keratine (hoornstof) wordt afgescheiden, die korsterig opdroogt. Al het psorische, schurftige, hoort hier thuis. Wordt het ik-pantser verbrijzeld door een grove belediging van de persoonlijkheid, dan uit zich dat adequaat in een akelige huid-aandoening, waardoor het verstoffelijkte vergif der ziel, door de negatieve emotie ontstaan, naar buiten wordt gedreven; het eczeem jeukt dan hevig, opdat door krabben de huid geopend zal worden. De gangbare tegennatuurlijke behandeling laat dan die plaats vooral niet met water aanraken, maar poederen en daardoor de poriën nog verstoppen, geeft een slaapmiddel om krabben gedurende de slaap nog te voorkomen, en weigert dus de door het gestel aangewezen weg tot verwijdering van het vergif te volgen. Zulk een naar binnen gedrukt eczeem kan dan tot ernstige ziekten, o.a. reuma, aanleiding geven, daar het vergif dan maar op bepaalde plaatsen in het lichaam gedeponeerd wordt. 

Met de natuur en het gestel meewerken, betekent hier: de huid openen! Daarom moet dit temperament van kind af aan gehard worden door koud water afwassingen ‘s morgens waarna heel hard droog gewreven wordt, eerst met een ruige handdoek, dan met de handen, waarna beweging wordt genomen door flink gymnastiek doen, naakt, tot zweten toe. Afwassen en dan aankleden en stilzitten en in koud, nat weer achterop een fiets of in de tram naar school, is precies verkeerd en maakt het gestel nog krampachtiger. Zulk een temperament moet weinig kleren dragen, zeer poreus, eerst linnen (of een net hemd) daarover wol (het beste is natuurzijde). Veel vrolijke beweging in frisse lucht, liedjes zingen op een lange uitademing om het teveel aan koolzuur kwijt te raken (het carbonitrogenen temperament). Gedwongen gymnastiek door een neerslachtig kind, dat bang is het niet goed te doen, helpt niets, integendeel. Het opwekken van belangstelling en vrolijkheid is het eerste, beste en noodzakelijkste opvoedings- en geneesmiddel voor dit temperament. Soms is verandering van school of huiselijk milieu de oplossing" (Eyldert, M., z.d., zonder jaartal circa 1970).

Literatuur:
Eyldert, M. (z.d.). Lexicon der natuurgeneeskunde. Amsterdam: De Driehoek.